18-04-2023

Meten reststikstof zet telers aan het denken

Om meer inzicht te krijgen in de stikstofdynamiek in bodem heeft de DPA-groep in Zuid-Flevoland op meerdere momenten en dieptes N-mineraal metingen uitgevoerd. De verschillen tussen telers en tussen gewassen blijken groot. Combineren van N-min meting met NDICEA berekeningen geeft houvast bij het bepalen van een N-strategie.

Bodem doorsnede 1137 BO Akkerbouw lr

Het idee voor het ´stikstofvolgproject´ ontstond tijdens een winterbijeenkomst van de voormalige Veldleeuwerik groep. De deelnemers wilden weten of de mineralenbehoefte van akkerbouwgewassen voor een hoger percentage uit organische bronnen kon worden gehaald. Dit naar aanleiding van de hoge kunstmestprijzen.

Volgen van hoeveelheid minerale stikstof

Tijdens een presentatie liet spreker Anna Zwijnenburg van adviesburo Van Tafel naar Kavel zien dat de bodem vaak al een hoge leveringspotentie heeft vanuit voorvruchten (gewasresten), groenbemesters en historische mestgiften. Tijdens de discussie ontstond het idee om de hoeveelheid minerale stikstof een seizoen lang te volgen. Van Tafel naar Kavel bedacht een eenvoudige proefopzet die (na goedkeuring) volledig werd gefinancierd vanuit het Deltaplan Agrarisch waterbeheer (DAW).

Grote verschillen

Alle groepsleden deden mee met één of meerdere gewassen. Uiteindelijk zijn achttien percelen gevolgd, met de volgende verdeling over de gewassen: zeven aardappel (friet en tafel), acht uien, twee wintertarwe en één veldboon. De percelen zijn door Eurofins bemonsterd op N-mineraal op drie momenten: eind juni/begin juli, na de oogst en in februari. Elke keer op drie dieptes: 0-30, 30-60 en 60-90. Voor de analyse zijn de opbrengst- en bemestingsgegevens opgevraagd bij de telers. In maart van dit jaar zijn de resultaten besproken met de groep. De belangrijkste conclusies waren:

  • De stikstofbenutting is het laagst bij aardappelen en uien. Bij wintertarwe blijft nauwelijks stikstof in de bodem achter. Dit was ook de verwachting.
  • De verschillen in hoeveelheid reststikstof in het bodemprofiel variëren van 35 tot 160 kilo na de oogst bij zowel aardappels als uien.
  • Zowel bij uien als bij aardappelen ligt de hoeveelheid minerale N in het profiel bij meer dan de helft van de percelen boven de streefwaarde van 100 kilo tijdens het seizoen en 70 kilo na de oogst.
  • Eventuele mestgiften op groenbemesters in het najaar moeten beperkt blijven; gebruik bij voorkeur ook geen drijfmest. Een groenbemester kan in die beperkte groeiperiode niet alle nutriënten opnemen.
  • Eind februari varieerde de N-voorraad van 20 tot 100 kilo.

Doorrekenen met NDICEA

Bij een beperkt aantal deelnemers is met het NDICEA-model voor een aantal teeltjaren de stikstofbeschikbaarheid afgezet tegen de stikstofbehoefte tijdens het seizoen. NDICEA neemt daarin voorvruchten, (organische) mestgiften, opbrengsten, mineralisatie en uitspoeling mee. Een spaarzame uitzondering daargelaten blijkt dat in de afgelopen vijf seizoenen geen enkel gewas bij deze deelnemers een stikstoftekort heeft gehad. NDICEA is een goede voorspeller van het verloop van N-mineraal in de bodem. De waardes die het model berekende, kwamen goed overeen met de gemeten N-mineraal. Ook zijn in NDICEA voor de betreffende bedrijven een paar alternatieve scenario’s doorgerekend. Daarmee werd duidelijk welke praktische aanpassingen in een bouwplan of bemestingsstrategie mogelijk zijn om minder stikstof te verliezen of meer beschikbare stikstof te benutten.

Tijdens de nabespreking is in de groep intensief gediscussieerd over de mogelijke oorzaken van de gemeten verschillen. Daarvoor is in ieder geval een NDICEA rekensessie voor elk deelnemend bedrijf nodig.

Om het leereffect van het project te maximaliseren is een voorstel ingediend bij DAW voor een vervolg. Naast voortzetting van de N-mineraal bemonstering zijn ook meer NDICEA-rekensessies voorzien, maar ook de één op één keukentafelgesprekken met de deelnemers en een veldbijeenkomst. Het doel is om nog tijdens het seizoen handvatten voor de (bij)bemestingstrategie te genereren.

Door Anko Postma, begeleider DPA-groep Flevoland-Zuid